De kracht van voordracht - verslag van het symposium Uitgesproken Poëzie
Poëzie is van oorsprong een akoestische vorm, maar in de klas worden gedichten meestal in stilte beleefd. Ze worden door leerlingen gelezen, geanalyseerd, maar zelden voorgedragen en gehóórd. Zouden we poëzievoordracht in de klas nieuw leven in moeten blazen? En zo ja, hoe? Op deze vragen probeerden wetenschappers, docenten en professionals uit het literatuuronderwijs antwoord te geven tijdens het symposium ‘Uitgesproken poëzie’, dat afgelopen 5 november plaatsvond op de Universiteit Utrecht.
De collegezaal van Drift 21 loopt snel vol en uit de banken stijgt een gezellig geroezemoes op van met elkaar kennismakende bezoekers. Drift 21 is een locatie met niet de minste voorgeschiedenis, vertelt Daan Beeke, domeinspecialist van Stichting Lezen, in zijn openingswoord. Het werd gebouwd als klooster en ondanks dat het er sober uitziet van buitenaf, werd het vanbinnen honderd jaar geleden omgetoverd tot een luxueus appartement. Via de tuin bereik je de bibliotheek – ooit het paleis van Lodewijk Napoleon. ‘Niets mooier dan juist hier zoiets stoffigs en historisch als poëzie te bespreken,’ vindt Beeke. Hoewel stoffig? Spoken word en poetry slam zijn buiten de klaslokalen springlevend. Om memorisatie en declamatie ook bínnen de klas een nieuwe impuls te geven, organiseerden Stichting Lezen, de Universiteit Utrecht en het Nederlands Letterenfonds een tweede poëziesymposium om poëzie buiten het boek in het klaslokaal te krijgen. In de lezingen, workshops, ervaringen uit de praktijk, (spontane) poëzievoordrachten en inspirerende korte video’s bundelden ze de krachten van hun disciplines om docenten en leerkrachten te inspireren de klank van poëzie opnieuw de ruimte te geven.
Een internationale familie
Daarmee sluiten de drie initiatiefnemers aan bij een trend, want in andere landen gebeurt dit al volop. Onder andere in de vorm van recitatiewedstrijden voor scholen, zoals in Engeland, Amerika, Canada, Jamaica en Zuid-Afrika. ‘Een internationale familie’, noemt Julie Blake deze voordrachtswedstrijden in haar openingslezing. Julie Blake is samen met dichter Andrew Motion medeoprichter van Poetry by Heart, een nationale poëzierecitatiewedstrijd in Engeland. Ook is ze voormalig docent Taal en literatuur en deed ze zes jaar promotieonderzoek naar het Engelse poëzieonderwijs. Tijdens het observeren van poëzielessen vroeg ze zich steeds opnieuw af: Waar is het gedicht in de ruimte? ‘Ik wilde het hóren. Ik wilde dat jonge mensen het gedicht eerst ervaren als een esthetische kunstvorm, voordat ze aan het semantische Rubiks Kubus-gedeelte begonnen.’ Van analyse naar beleving was dan ook een van de belangrijkste doelen van Poetry by Heart. De afgelopen vijf jaar namen 563 van de 4.000 scholen in Engeland deel aan de wedstrijd. Docenten vertelden dat het project zorgde voor een levende ontmoeting met poëzie en dat de wedstrijd een buzz creëerde in de school, nu eens niet rondom een sportevenement. Ook werkte het project nivellerend, omdat het vaak juist niet de topstudenten waren die in de spotlight stonden. En, heel belangrijk: de wedstrijd had een blijvende impact op de manier waarop de school poëzie benaderde.
Een gedeelde ervaring
Een ander belangrijk doel van Poetry by Heart is het creëren van een gedeelde ervaring, vertelt Blake. ‘We wilden van een ontmoeting met poëzie die stil en individueel was, naar een gemeenschap van luisteraars en sprekers.’ Voor de wedstrijd live ging besloten Blake en Motion het concept te testen op een middelbare school in Bristol. Drie weken stonden ze voor een klas vol veertienjarigen die alles behalve meewerkten en waar de waterflessen door het lokaal vlogen. In de laatste week hielden ze een mini-wedstrijd. ‘De dynamiek veranderde vanaf dat moment volledig. Een meisje dat nog nooit had gesproken in de klas en zich altijd verschool achter een waaier van haar stond op, keek de ruimte in en reciteerde het gedicht ‘De destructie van Sennacharib’ van Byron op waanzinnige wijze. Tijd, de kosmos, alles leek stil te staan. De klas had dit meisje nog nooit horen spreken en hier was opeens haar stem die het gedicht de ruimte in projecteerde. Toen wist ik: ja, dit moeten we doen.’
Poëziecarrousel
De bevlogen openingslezing heeft de toon gezet en de sfeer onder de deelnemers is vrolijk, open en verwachtingsvol. Iedereen lijkt zin te hebben om zelf aan de slag te gaan in de workshops, helemaal na de eerste ronde van de Poëziecarrousel, waarin docenten de kans krijgen om in maximaal vijf minuten succesvolle ideeën te pitchen voor het poëzieonderwijs. Later op de dag zal nog een tweede ronde volgen. Enkele voorbeelden zijn het initiatief ‘Raadgedicht’ van schrijfster Rian Visser, dat ze ooit als schoolschrijver introduceerde. Elke week hing ze een gedicht op het prikbord van de school waarin één woord ontbrak dat de leerlingen konden raden. Het werd een enorm succes. ‘Als je een onaf gedicht leest, triggert het. Je denkt: hè, verdorie, wat staat er nou? Het gaat daarbij niet om goed of fout, maar om het plezier van het even meedenken met de dichter,’ aldus Visser. Wouter van Heiningen, directeur van de bibliotheek Maassluis, pleit ervoor de muzikaliteit van poëzie te gebruiken om leerlingen enthousiast te maken. ‘De meeste leerlingen kunnen Nederlandse liedjes zonder problemen uit hun hoofd opzeggen omdat die ritmisch en muzikaal zijn. Via een liedtekst kan je leerlingen een stuk makkelijker meekrijgen en daarna de overstap laten maken naar poëzie.’ Leraar Nederlands Wendela de Raat laat zien dat je de omgeving van een school als mooi aanknopingspunt kan gebruiken voor een frisse benadering van poëzieonderwijs. De Raat was op het symposium vorig jaar zo geïnspireerd geraakt door Kila van der Starres lezing over poëzie in de openbare ruimte en de website Straatpoezie.nl, dat ze met haar klas de straat op ging en de leerlingen in de buitenlucht straatpoëzie liet voordragen en analyseren.
Memorisatie, muziek en dans
En dan mogen de deelnemers eindelijk zélf aan de slag gaan en in de huid van een leerling kruipen. De workshops onderzoeken verschillende manieren om poëzie van het papier de ruimte in te krijgen, en dan natuurlijk het liefst hardop. Julie Blake en Tim Shortis memoriseren in hun workshop klassikaal het klankrijke gedicht ‘Maggie and Milly and Molly and May’ van e.e. cummings, later reciteren de deelnemers het samen. ‘Samen memoriseren en voordragen kan helpen bij het onthouden,’ legt Blake uit, ‘maar ook bij het creëren van een gedeelde ervaring en een gezamenlijk succesgevoel.’ Voor de groep voelt het inderdaad goed. ‘Het gaf een heel humaan gevoel,’ vertelt een van de deelnemers. Ook de inhoud komt er anders door over. ‘De laatste regel bleef opeens hangen en intrigeerde, wat gebeurde daar nou precies?’ Een ander ervaart het als het maken van muziek: ‘De alliteratie en het ritme voelde ik lichamelijk en ik kreeg daardoor vanzelf een betere kijk op de structuur van het gedicht.’
De muzikaliteit van poëzie is iets waar Yke Schotanus in zijn workshop meer licht op schijnt. Als schrijfdocent, schrijver en componist onderzocht hij hoe de vorm van een tekst kan veranderen door de muziek waarvoor het geschreven wordt. Wat doet de muziek met het creatieve proces? Hij dook de geschiedenis in, onderzocht de relatie tussen poëzie en liedtekst en nam bekende liedteksten onder de loep om erachter te komen hoe je deze het best kunt schrijven, en hoe je dit samen met leerlingen kunt doen .
Een stapje verder is het beleven van poëzie vanuit beweging. Choreograaf en dansdocent Gia van den Akker koppelt in haar workshop bewegingen aan klanken en maakt zo een gedicht als dans zichtbaar in de ruimte. ‘Het is een soort architectuur van taalvorm,’ vertelt ze. Aan het einde van de workshop dansen twee groepen een gedicht terwijl Gia het voordraagt. Het is een mooi gezicht, waarbij ze simpele, grote bewegingen synchroniseren, maar de reactie van de deelnemers is toch dat ze dit zichzelf niet snel zien doen in de klas. ‘Jij bent natuurlijk een professional, maar dat zijn wij niet.’ Het is een mooi begin van een slotdialoog waarin iedereen meer laagdrempeligere ideeën uitwisselt om poëzie en beweging toch aan elkaar te kunnen koppelen.
Puzzelen, personaliseren en improviseren
Evelien Verhegge vertelt in haar workshop hoe het poëzieonderwijs in Vlaanderen eruit ziet, waar poëziedeclamatie wél een plek heeft in het curriculum. Vervolgens geeft ze praktische handvatten voor in het poëzieonderwijs. In een mum van tijd heeft ze de groep zelf aan het dichten. Ze deelt een stapel bundels uit die de deelnemers open moeten slaan op een willekeurige bladzijde om één dichtregel te kiezen die ze aanspreekt. Vervolgens leest iemand een regel voor en kan iedereen die vindt dat een regel daarop aansluit die hardop uitspreken. Zo ontstaat er zomaar een heel nieuw gedicht, gebreid van bestaande dichtregels. Het is verrassend simpel, met in korte tijd een bevredigend resultaat. Ook laat Verhegge zien hoe je een gedicht kan personaliseren, aan de hand van het gedicht ‘Boem Paukeslag’ van Paul van Ostaijen. Sommige deelnemers lopen bij deze schrijfopdracht wel een beetje vast. Wie de workshop van Ivan Words bezoekt, krijgt daar een oplossing voor aangereikt. ‘Om jongeren aan het schrijven te krijgen, moet je ze uit hun hoofd krijgen,’ legt Words uit. Hij begint met een eenvoudige associatieoefening: de deelnemers moeten gaan staan en een grote kring vormen. Vervolgens roept hij een woord en degene naast hem moet meteen een associatie roepen. Het werkt. De deelnemers komen inderdaad ‘uit hun hoofd’, en als Words ze daarna aan het freestylen zet (schrijven zonder ophouden) zijn ze bijna niet meer te stoppen.
Dichters Hans en Monique Hagen delen in hun workshop lesideeën voor in het primair onderwijs. ’Je kan samen met kinderen in dichtbundels met prenten erbij veel prachtige dingen vinden,’ vertelt Monique. Ze laat zien hoe Charlotte Dematons in de dichtbundel Nooit denk ik aan niets de vrijheid nam stiekem een gedicht goed te laten eindigen in haar illustratie. ‘Het is vaak een aanleiding om urenlang over door te praten.’ Het kan ook interessant zijn kinderen poëzie te laten voordragen op muziek. Als schoolschrijver organiseerden ze ooit een voordracht. ‘Bij het oefenen bleven de kinderen maar giechelen,’ vertelt Monique, ‘uiteindelijk heb ik een droevig muziekje opgezet, en gezegd: jullie lezen nu elkáárs gedicht voor en je zorgt dat het past bij deze muziek. Ze zeiden achteraf: het lijkt wel alsof ik heel iets anders heb geschreven! Het klinkt opeens heel ernstig. Uiteindelijk hebben we het ook zo gedaan bij de uitvoering en de hele zaal zat te huilen.
Doorlopende leerlijn
Na afloop van twee rondes met workshops én een surprise – een spoken word-voordracht van Ivan Words in de pauze – is het alweer tijd voor de slotlezing van het symposium in de grote zaal door Ewout van der Knaap, hoofddocent Duitse letterkunde aan de Universiteit Utrecht en gespecialiseerd in literatuuronderwijs, maar ook schrijver en gedichtendokter. En, zo blijkt gaandeweg zijn lezing, zelf een uitstekende voordrachtskunstenaar in het Nederlands, Engels, Duits en Frans. Hij duikt met de zaal de diepte in en bespreekt de geschiedenis van de welsprekendheid, van Cicero en Quintilianus tot aan modernere redenaars als Goethe en Kafka. Ook laat hij een indrukwekkend fragment zien van een vredige demonstratie in Oekraïne, waarin studenten ten overstaan van paleisbewakers gedichten uit de canon declameren. Bij het zien en horen van de beelden gaat er een rilling door de zaal, een krachtiger pleidooi voor de kracht van declamatie is er haast niet.
Europees Referentiekader
Van der Knaap pleit voor het belang van een doorgaande lees- en leerlijn, zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs. ‘Niet alleen verticaal, maar ook horizontaal moeten deze op elkaar worden afgestemd. Het is belangrijk dat er tussen Nederlands en andere vreemde talen wordt samengewerkt,’ vindt Van der Knaap, ‘en dat men nadenkt over de literaire cultuur op een school. Als je niets met elkaar deelt, kom je niet ver in het literatuuronderwijs.’ Als inspiratiebron voor deze literaire cultuur tipt hij Het Europees Referentiekader (ERK). In het ERK vind je onder andere suggesties over wat je met literatuur kan doen in het onderwijs. ‘Een bron voor leuke lesideeën,’ aldus Van der Knaap. Ook is het een uitstekende houvast om het gesprek met collega’s van andere talen aan te gaan om zo samen een doorgaande leerlijn te creëren. ‘Weet dat je als docent Nederlands je collega’s vreemde talen hierop kan aanspreken,’ drukt van der Knaap de bezoekers op het hart. ‘Dít,’ wijzend op de beschrijving van het ERK, ‘is wat er beoogd wordt. Het gaat niet alleen om puur communicatief talen leren, maar dat dit in een literaire context gebeurt.’
Reacties van bezoekers
En zo komt er een einde aan een dag, die overliep van nieuwe ideeën, gezichtspunten en inspiratie. ‘Ik sta te popelen om er iets mee te doen,’ zegt Corina Breukink, docent in de lerarenopleiding Nederlands. Woordkunstenaar Hugo de Haas van Dorsser vond de dag sprankelend. ‘Er hing een fijne energie en het tintelt aan ideeën: een verrijking van mijn palet als performer.’ Leraar Nederlands Hester Meuleman genoot van de sfeer. ‘Iedereen was heel enthousiast. Er stond zelfs iemand op in de zaal die spontaan een gedicht voordroeg!’ De workshops vond ze leerzaam en concreet. ‘Poëzie is vaak iets abstracts, er kleeft toch wel iets ingewikkelds aan, alsof het voor een bepaalde elite is. Voordracht maakt het weer meer van de mensen zelf.’ Als het aan de organisatoren ligt, komt er ook een Nederlandse declamatiewedstrijd. ‘Ik voel me toch verplicht het op zijn minst te onderzoeken,’ laat Daan Beeke weten. ‘Tien jaar geleden deed dichter en schrijver Ted van Lieshout al een poging, maar die werd op dat moment helaas niet opgepikt. Misschien dat we na vandaag de inspiratie vinden om dit initiatief opnieuw op te starten, want we sluiten ons heel graag aan bij de internationale familie van Poetry by Heart.’