Haal ze de klas in! Het belang van non-fictie
Boeken voor op school. Informatieve kinderboeken kunnen een rijke aanvulling vormen op de wereldoriëntatie vakken in het basisonderwijs. Ze maken de lessen
aangenaam aanschouwelijk. [uit: Lezen 1, 2014]
Ze is duidelijk een schooljuffrouw: de kordate dame die, gewapend met een aanwijsstok, voor een ouderwetse schoolwandkaart van Nederland staat geposteerd. Niet
voor niets is zij de eerste die we in Duizend dingen over Nederland (2013) tegenkomen, de fraaie uitgave die aansluit op het succesvolle prentenboek Nederland (2012) van
Charlotte Dematons. Met de enorme schat aan historische en aardrijkskundige informatie die schrijfster/journaliste Jesse Goossens verzamelde bij Dematons’ unieke
reis van een jaar door Nederland, mag het non-fictieboek op geen enkele basisschool ontbreken. Het is een ideale handleiding en onuitputtelijke inspiratiebron voor iedere
leerkracht die zijn leerlingen wil aanzetten tot verwondering en nieuwsgierigheid. Behalve dat alle wetenswaardigheden perfect aansluiten bij de vijftig vensters van de
geschiedeniscanon, valt er ook eindeloos veel te leren over kunst- en cultuurgeschiedenis, de wording van ons landschap en de inrichting ervan, en ons dagelijks leven.
Voor de toekomstig civiel ingenieur is er informatie over het stoomgemaal De Cruquius (1849) dat de Haarlemmermeer leegpompte, de Afsluitdijk (1932) en de Deltawerken.
Voor de jonge bouwkundige vertelt Goossens over Nederlands bijzondere architectuur: van de Rotterdamse kubuswoningen tot de Domtoren in Utrecht en het Hilversumse
raadhuis. Voor de toekomstige jurist is er het verhaal over Hugo de Groots ontsnapping uit Slot Loevestein (1621).
Op ontdekkingsreis
Hoewel alle illustraties in Duizend dingen over Nederland overeenkomen met de 27 originele platen (of details eruit) en Goossens daarbij beknopt en toegankelijk de
feiten beschrijft, is het raadzaam Dematons’ kleurrijke zoek- en kijkboek erbij te houden. De paginagrote overzichtsprenten, die de schoolplaten van Cornelis Jetses en
J.H. Isings in herinnering roepen, zijn een handige leidraad bij de les. Bovendien dwingen de terugkerende details (de gele ballon, Zwarte Piet, het bootje De Nooitlek
van de kleine kapitein) kinderen aandachtig te kijken. Zo gaan ze op ontdekkingsreis en wordt de weetlust spontaan aangewakkerd. Welke leerkracht wil dat niet?
‘Maak voor kinderen het onzichtbare zichtbaar’. Dat motto van Comenius, de Tsjechische stamvader aller kinderboeken die in 1658 met zijn Orbis sensualium pictus (de zichtbare wereld in platen) ’s werelds eerste kinderencyclopedie maakte, blijft onverminderd van kracht. Informatieve kinderboeken zoals die van Dematons en Goossens maken het onderwijs aanschouwelijk en vormen daarom een welkome en rijke aanvulling op de wereldoriëntatievakken.
Feiten in poëzie veranderen
De huidige koning en koningin van het genre zijn Jan-Paul Schutten en zijn partner Bibi Dumon Tak. Zij voelen aan dat kinderen vaak in een nog magische wereld leven
waarin fantasie en werkelijkheid soms ongemerkt in elkaar overlopen, en spelen daar knap op in.
Dumon Tak weet als geen ander van heel gewone feiten poëzie te maken. In haar Doodgewone dierenboek portretteert ze vanuit een authentieke, bijna naïeve bewondering alledaagse dieren als de muis, mug en duif. Haar beelden zijn treffend – tot de lente begint is de bruine kikker ‘een gelukkige kluizenaar’ – , haar taalgrapjes vindingrijk. Zoals dat waarin ze onze affectie voor de egel (toch de meest onaaibare viervoeter die er bestaat) verklaart: ‘liefde maakt stekeblind’.
Schutten daarentegen zoekt naar de poëzie achter de werkelijkheid. In Het raadsel van alles wat leeft, een van de toonaangevende boeken van 2013 en bekroond met de Nienke van Hichtum-prijs, beschrijft hij het ontstaan en de evolutie van het leven tegelijkertijd fantasievol en helder, zonder de complexe materie te simplificeren of ook maar enigszins belerend of kinderachtig te zijn.
De opbouw van het boek lijkt wel wat op een alledaags, geanimeerd gesprek. Op prikkelende, soms humoristische vragen als ‘hoe maak je van een vink twee vinken’, ‘waarom is het soms verstandig dood te gaan’ en ‘stammen we af van een slijmbal’ volgen kernachtige en beeldrijke antwoorden. Zo kom je van alles te weten over de leeftijd van de aarde en het heelal, waarom de seksuele selectie en ‘the survival of the fittest’ de belangrijkste motoren achter de evolutie zijn en ontdek je dat ons lichaam eigenlijk nog steeds op dat van een vis lijkt – een makreel om precies te zijn.
Onze fantasie is onze kracht
Dat ‘álles wat leeft een wonder is’ (ook het pantoffeldiertje), maakt Schutten met talrijke speelse voorbeelden en treffende metaforen voelbaar. Zodanig dat kinderen
moeiteloos met hem meegaan op ontdekkingstocht. Rode bloedcellen zijn bijvoorbeeld ‘net kleine vrachtwagentjes die zuurstof naar elke uithoek van je lichaam brengen’.
dna is een ‘complete bouwtekening van een levend wezen’.
Maar zonder de fantastische illustraties van Floor Rieder en Fleur van der Weel zouden Schuttens Raadsel en Dumon Taks Doodgewone dierenboek minder krachtig zijn.
Simpelweg omdat beelden soms beter dan woorden het onzichtbare zichtbaar maken. Rieder en Van der Weel begrijpen bovendien dat je de rijkdom van de werkelijkheid
nooit in zijn geheel kan vangen: onze fantasie is onze kracht en de basis van alle wetenschap.
Feit, beeld en verbeelding: een goed evenwicht daartussen is heel belangrijk voor het slagen van non-fictie. Gelukkig is het genre springlevend en verschijnen er steeds
meer goede titels, die prijzen in de wacht slepen en volop media-aandacht krijgen.
Dus meesters en juffen: haal ze de klas in!
Leuk om te leren
Behalve een balans tussen feit, beeld en verbeelding is ook de boekvorm belangrijk. Dat ook een informatieve strip bestaansrecht heeft, bewijst wetenschapsjournalist Mark Mieras met Heftige Hersens! (Nieuw Amsterdam), over het puberbrein. Meest beproefde concept is echter het vraag-antwoord-gesprek. De serie Vragen van kinderen (Gottmer) telt al twaalf delen. Waait het in de ruimte? is de nieuwste titel. Daarin beantwoordt wetenschapsjournalist Govert Schilling – hij schreef ook De ontdekking van de ruimte (Moon) – doeltreffend vijftig ruimtevragen. Ook Jan-Paul Schutten houdt van vraag en antwoord: Jij bent je brein (Atlas), zijn bewerking van Dick Swaabs succesboek Wij zijn ons brein, leest als een mailwisseling tussen twee nieuwsgierige kinderen en de ‘hoogedelgeleerde heer Swaab’. Effectief zijn ook de interactieve ibooks van Winkler Prins (Unieboek). Zoals Het oude Egypte uit de serie Ooggetuigen, voor jonge archeologen. Interessant zijn ook boeken die uitgaan van ‘leren door doen’. Marije van der Hoeven weet dat. Haar boek Foto! (Ploegsma), de opvolger van het bekroonde Klik, ik heb je, zet kinderen aan tot het maken van eigenzinnige foto’s door ze beter te leren kijken. Tot slot: voor de toekomstige natuurwetenschappers is er Zoek het uit!, het onderzoeksboek van het jeugdprogramma Het Klokhuis (Moon), met ruimte voor eigen proefjes. Met de gelijknamige app kunnen kinderen samen met hun ouders proefjes doen met huis-, tuin- en keukenspullen.