Over lezen gesproken op (v)mbo: gewoon doen!
Schenk de zwakke lezer vertrouwen. Dat was de rode draad door de lezingen en workshops tijdens de studiedag ‘Over lezen gesproken’. Ruim 150 leraren en leesbevorderaars lieten zich op vrijdag 2 oktober 2015 bijpraten over en enthousiasmeren voor leesbevordering in het (v)mbo.
‘Iedereen zal het herkennen: als je een boeiend boek hebt gelezen, wil je je leeservaringen delen.’ De openingswoorden van Gerlien van Dalen (directeur Stichting Lezen) vallen in dit publiek van lezers natuurlijk in vruchtbare aarde. Maar ze bedoelt het ook als tip om minder willige lezers over de streep te trekken. Praat in de klas zelf over wat je gelezen hebt, laat zien dat je enthousiast bent over een boek. En werk vooral ook met de aanpak van Aidan Chambers (zoals onder meer beschreven in Vertel eens). Dat is samen praten over boeken vanuit de leesbeleving in plaats vanuit technische tekstanalyse.
Daarna krijgen de deelnemers de première van de korte film Ik vind lezen leuk, daar moet je mee dealen van Leeskr8 en Kunst van Lezen. Hierin vertellen jongeren wat ze leuk of juist stom vinden aan lezen. Om met dat laatste te beginnen: als je leest, sluit je je af voor anderen. En het doet denken aan ‘studienerds’. He-le-maal niet waar, vinden andere jongeren. Van lezen word je juist lekker rustig en kun je even ontsnappen aan het hier en nu. Bovendien: lezen doe je ook op Facebook en in groepsapps (‘dat is best veel werk’). Een meisje vertelt: ‘Ik vond lezen echt heel saai, maar er zijn boeken die je meesleuren en vastpakken en dan lees je steeds meer.’
Om elke jongere zo’n positieve leesbeleving te kunnen geven moet je wel in actie komen. Dagvoorzitter Peter van Duijvenboden (Stichting Lezen) geeft het goede voorbeeld. Hij trekt zijn colbertje uit en verwisselt dit voor een ‘actief jasje’. Niet zomaar een jasje, maar het leescoachjack van De Weddenschap, ‘vorig jaar gedragen door Typhoon en straks weer door Jasper Gottlieb’.
Te weinig erkenning
Na twee expertmeetings over lezen in het (v)mbo is dit de eerste open studiemiddag over dit thema, georganiseerd door Stichting Lezen en het Instituut voor Taalonderzoek en Taalonderwijs (ITTA). Piet Litjens (tot voor kort directeur van het ITTA, nu zelfstandig adviseur) geeft in zijn lezing een overzicht van enkele hobbels in de doorlopende leeslijn van primair onderwijs naar mbo. Zo staan op de basisschool ontluikende en technische geletterdheid de eerste vier jaar volop in de schijnwerpers, maar daarna wordt elke leerling geacht wel te kunnen lezen.
Dat is niet het geval, getuige het relatief hoge percentage zwakke lezers voor Nederland in PIRLS. ‘En deze zwakke lezers krijgen te weinig erkenning’, stelt Litjens, ‘waardoor hun woordenschat beperkt en lezen lastig blijft.’ De verschillen tussen zwakke lezers en veellezers worden steeds groter en kunnen wel drie leerstofjaren beslaan. ‘Helaas vergelijken zwakke lezers zich met goede lezers en schrijven zichzelf dan af: lezen is niks voor mij.’
Eenmaal in het vervolgonderwijs lopen deze leerlingen telkens tegen hun onvermogen aan en is hun leesmotivatie tot onder het vriespunt gedaald, zo blijkt onder meer uit de PISA-resultaten. Litjens bepleit dan ook dat (v)mbo-scholen werk maken van een taalbeleid. Leraren moeten aandacht besteden aan leesstrategieën en aan leesbevordering en zich bewuster worden van de positieve effecten van vrij lezen op leesvaardigheid. Hij geeft enkele didactische tips, zoals de naverteltaak (‘de meest nuttige taak die je als leraar Nederlands kunt geven’) en het laten vertellen of opschrijven van de eigen leesbiografie. ‘Zo kun je als leraar de teleurstellingen herkennen en onderkennen.’
Litjens kernboodschap luidt: ‘Schrijf zwakke lezers niet af, maar geef ze een tweede kans en vertrouw erop dat ze het kunnen. Elke zwakke lezer heeft één iemand nodig die zegt: dit moet jij eens lezen!’
In actie
Op het Vakcollege in Amersfoort doen ze er alles aan om hun leerlingen dat vertrouwen in leesvaardigheid te bieden. Dat was ook hard nodig, vertelt directeur Koen Janssen in de tweede plenaire lezing. Vijf jaar geleden tikte de inspectie de school op de vingers wegens zorgwekkende resultaten voor Nederlands. Het taal- en leesonderwijs kende vrijwel geen didactische onderbouwing. ‘Er zat geen eenduidige lijn in de taallessen en docenten vonden het moeilijk om over boeken te vertellen.’
De leraren Nederlands en de mediathecaris besloten in actie te komen. Ze schaften in overleg met leerlingen en boekhandel Speelboek nieuwe boeken aan, verdiepten zich in de gespreksmethode van Chambers, lieten zich bijscholen en voerden de methode Nieuwsbegrip in. Er kwam een taalbeleidsplan en de school ging samenwerken met bibliotheek Eemland. Dat mondde afgelopen februari uit in de opening van de eerste Bibliotheek op school in het vmbo.
Dat alles sorteert effect: niet alleen zijn het leesniveau en de examencijfers omhoog gegaan, de leerlingen lezen meer en met meer plezier. ‘Dit is de eerste keer dat ik een boek heb uitgelezen’, citeert Janssen een leerling. Hij schildert wat er nodig is om zover te komen: enthousiaste docenten die zelf veel van boeken weten, samenwerking met de bibliotheek, veel activiteiten rondom lezen (zoals De Weddenschap en schrijversbezoeken) en vooral: ‘Je moet het als school belangrijk vinden.’ Op zijn melding dat de school er 6000 euro voor heeft vrijgemaakt, gaat er een golf van ongeloof en milde afgunst door de zaal. Janssen wil wel verklappen waar hij het geld vandaan haalde: onder meer uit de kwaliteitsgelden van de medezeggenschapsraad. ‘Leg het belang van lezen uit aan ouders en die zeggen allemaal ja.’
Leesclubs
Na de twee lezingen zijn er diverse deelsessies over onder meer de effecten van (vrij) lezen op taalvaardigheid, het voeren van gesprekken over boeken in het vmbo en de rol van lezen in het mbo.
Evelien Polter (beleidsmedewerker onderwijs ROC Amsterdam) is vier jaar geleden gestart met leesclubs voor taalzwakke studenten, 12% van de mbo-instroom. ‘Deze studenten lezen langzaam en vaak nog spellend.’ Geen wonder dat ze niet graag lezen. Of, zoals Polter geregeld hoort: ‘Ik lees geen boek en dat wil ik graag zo houden ook.’ Juist deze studenten worden tijdens de lessen Nederlands naar een leesclub op school gestuurd in de hoop dat ze zo een positieve(re) leesattitude en betere leesvaardigheid ontwikkelen.
Om de leesclubs te kunnen bemannen werkt het ROC samen met vrijwilligers vanuit Senia, een stichting die leesclubs voor senioren organiseert. Het is even zoeken geweest naar de juiste aanpak. ‘Het beginidee was dat iedereen, van student tot vrijwilliger, inspraak had. Dat werkte niet’, vertelt Polter. Nu bepalen leraren welke studenten meedoen met een leesclub en wordt vrijwilligers op het hart gedrukt niet vanuit hun eigen leesvoorkeur te kiezen, maar te kijken wat jongeren aan kunnen. Korte verhalen, een column of een deel uit de Slash-serie blijken goed te werken.
Inmiddels draaien er achttien leesclubs op diverse locaties. Jurgen Tijms (van Instituut voor Leerproblemen IWAL) onderzocht de effecten. Hij zag dat de woordenschat van de deelnemers inderdaad schrikbarend laag is. Er zijn gunstige effecten op de leesattitude - twee op de drie studenten heeft meer plezier in lezen gekregen en is ook meer gaan lezen – maar effecten op de woordenschat en begrijpend lezen kon hij (nog) niet vaststellen.
Vliegtuigen jatten
‘Help me!’ klinkt het smekend van achter uit de zaal in een andere deelsessie. Caroline Wisse-Weldam (taalcoördinator en leraar Nederlands op het Gregorius College) loopt al voorlezend naar voren en heeft meteen ieders aandacht gevangen. ‘Die kan goed voorlezen!’ fluistert iemand.
Na het voorlezen volgt een enthousiasmerende reeks praktijkvoorbeelden en tips – die we allemaal te danken hebben aan haar leerlingen, verzekert Wisse-Weldam de zaal. Zorg voor een volle boekenkast in de klas, zorg dat je zelf veel van boeken af weet, zodat je kinderen een positieve leeservaring kunt bezorgen (‘Ik wil dat Alpay gaat lezen, hij vertelt me dat hij van spannend en waargebeurd houd en ik suggereer De jongen die vliegtuigen jatte), stimuleer dat jongeren elkaar boeken aanraden en lees zelf de door hen getipte boeken vooral ook, leen jouw boeken uit aan leerlingen (‘daarmee geef je hen vertrouwen en dat is nog nooit beschaamd’).
Wisse-Weldam laat filmpjes zien die leerlingen naar aanleiding van een boek maakten over hun ergste nachtmerries. Ze laat leerlingen in de uitwerking van dergelijke leesopdrachten helemaal vrij. ‘Ik zeg bij lezen nooit nee.’ Cijfers geeft ze voor dit soort opdrachten liever niet: ‘Alsof de leesbeleving van de een meer waard is dan die van een ander.’ En nee, je hoeft niet bang te zijn dat ze er dan maar met de pet naar gooien. Bij haar doen ze juist hun stinkende best. Wisse-Weldams motto: ‘Gewoon doen. Geef ruimte en vertrouwen aan leerlingen. En gun ze leesplezier en die succeservaring.’
Genieten van moord
De middag besluit met een levendige presentatie van jeugdboekenschrijfster Mel Wallis de Vries over haar werk. Ze begint maar meteen met een indringende vraag: wie wel eens de neiging heeft gevoeld om iemand te vermoorden? ‘Zelf heb ik de afgelopen jaren twaalf tieners vermoord en ik heb van elke seconde genoten.’
Hoe kun je over zulke dingen schrijven, wordt haar wel eens gevraagd. Haar antwoord is simpel: omdat ik er zelf van houd over dit soort dingen te lezen. Vroeger als tiener moest ze dat soort thrillers uit haar moeders boekenkast trekken, maar die boeken gingen dus nooit over tieners. In die niche sprong ze als schrijfster.
Met twaalf moorden op naam plus diverse prijzen van de Jonge Jury weet ze inmiddels aardig wat jongeren wel en niet graag lezen. ‘Schrijf nooit, nooit, nooit een saai boek. Een boek moet lonender zijn dan andere vrijetijdsbestedingen.’ Behalve spannend vinden jongeren haar boeken herkenbaar. ‘Angst is een heel mooi haakje om typische tienerzaken als eenzaamheid of erbij willen horen aan op te hangen.’ Om te weten wat jongeren bezighoudt, heeft ze veelvuldig contact met haar lezers via sociale media. Ze laat haar lezers meebeslissen over de cover en titel van een nieuw boek en schreef, speciaal om zwakke lezers over de streep te trekken, een dunne jeugdthriller (Kil). En om haar publiek over de streep te trekken: ‘Laten we iets afspreken: als een van uw leerlingen mijn boek leest en het niet spannend vind, neem dan contact met mij op, dan wil ik graag met die leerling praten.’
Iemand in de zaal zegt tegen haar buurvrouw: ‘Ik moet bekennen dat ik nog nooit een boek van haar gelezen heb, maar dat ga ik nu zeker doen!’
Wilt u meer weten over gesprekken voeren over boeken, lees dan de onlangs verschenen brochure van Stichting Lezen getiteld ‘Over boeken gesproken’. Hierin vindt u achtergronden en praktische tips voor het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.