Boeken laten hun sporen achter in het geheugen. Ze dienen door het lezende brein ‘verwerkt’ te worden. Gesprekken over het boek, of dat nu gebeurt met ouders, vrienden en vriendinnen of docenten, helpen daarbij. Zo stimuleren ouders die discussiëren over boeken blijvend de leeservaringen en het leesplezier van hun kinderen.
Voorlezen heeft op zichzelf een positieve invloed op de leesvaardigheid, maar interactief voorlezen pakt nog gunstiger uit. Kleuters aan wie tijdens de sessie vragen worden gesteld over afbeeldingen, karakters en gebeurtenissen in het verhaal, boeken meer vooruitgang op hun woordenschat dan kleuters die ‘normaal’ worden voorgelezen. Juist voor de complexere onderdelen van de leesvaardigheid, waarop Nederlandse leerlingen relatief slecht scoren volgens pisa en pirls, kunnen boekgesprekken helpen. Praten en discussiëren over het boek vergemakkelijkt het leggen van verbanden tussen de tekst en eigen kennis en ervaringen.